Artikels Circulex

Wanneer kan de gemeenteraad een grondstrook opeisen via een gemeentelijk rooilijnplan?

Art. 13 Gemeentewegendecreet biedt de mogelijkheid om een rooilijnplan aan te nemen met grondstroken die gedurende de voorbije dertig jaar door het publiek gebruikt werden. Soms is de gemeenteraad zelfs gerechtigd om een private grondstrook zonder financiële vergoeding op te nemen in het openbaar domein.

Een gemeentelijk rooilijnplan

De gemeenteraad die vaststelt dat een grondstrook gedurende de voorbije dertig jaar door het publiek gebruikt werd, kan het college van burgemeester en schepenen belasten met de opmaak van een rooilijnplan, en met de vrijwaring en het beheer van de weg.[1]

Als de gemeente met betrekking tot een grondstrook al dertig jaar bezitshandelingen heeft gesteld waaruit de wil van de gemeente om eigenaar te worden van de wegbedding duidelijk tot uiting komt, dan is de gemeenteraad ertoe gerechtigd om de grondstrook zonder financiële vergoeding op te nemen in het openbaar domein.[2]

De vraag is natuurlijk wanneer:

  • een grondstrook gedurende de voorbije dertig jaar door het publiek gebruikt werd;
  • met betrekking tot een grondstrook de gemeente al dertig jaar bezitshandelingen heeft gesteld.

Enkel in die gevallen is de gemeenteraad immers ertoe gerechtigd om toepassing te verlenen van art. 13 Gemeentewegendecreet, en een rooilijnplan op te stellen.

Wanneer is er sprake van een gebruik van een strook grond gedurende de voorbije 30 jaar?

In de parlementaire werken wordt verduidelijkt wat onder “publieke gebruik” moet worden verstaan. Van publiek gebruik is volgens de opstellers sprake wanneer de grondstrook wordt gebruikt door de inwoners van een gemeente.[3]

Privaat verkeer wordt door de decreetgever als volgt omschreven in de parlementaire werken: “Die weg staat dan alleen open voor privaat verkeer: dat is verkeer dat specifiek bestemd is voor aangelanden op grond van het eigendomsrecht, een erfdienstbaarheid van doorgang, een recht van uitweg enzovoort. Ook de verkeersbewegingen van bezoekers van de aangelanden (gezinsleden, familieleden, vrienden en kennissen, postbodes, ruimingsdiensten, aannemers die werkzaamheden uitvoeren enzovoort) ressorteren onder het privaat verkeer.”[4]

Daarnaast verduidelijkt de parlementaire voorbereiding dat het “publiek gebruik waarvan sprake is, moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn”.[5]

De gemeenteraad zal dus het nodige bewijs moeten aanleveren van het bestaan van een ‘gedurende de voorbije dertig jaar door het publiek gebruik’ van kwestieuze grondstrook. 

Dit zal moeten blijken uit het administratief dossier.

Wanneer wordt het bewijs geleverd van bezitshandelingen gedurende 30 jaar?

Om ook de eigendom van de wegbedding te verwerven is er volgens de decreetgever een ongestoord, openbaar, niet-dubbelzinnig bezit in hoofde van de gemeente als eigenaar van de wegbedding vereist. Het loutere gebruik van een private weg door de inwoners van een gemeente is wel voldoende voor het verkrijgen van een erfdienstbaarheid van overgang, maar is onvoldoende gekenmerkt om te leiden tot eigendomsverwerving.[6]

Het bezit moet zowel een ‘materieel’ als een ‘moreelbestanddeel omvatten. De gemeente moet én daden als bezitter stellen én daarbij optreden vanuit de wil om zich als een eigenaar te gedragen (in tegenstelling tot de wil om de wegzate maar tijdelijk aan te houden).[7]

Ten slotte moet het bezit ‘voortdurend’ zijn. Het bezit is onderbroken als het leemten vertoont in de tijd. Onderbrekingen van het bezit vormen een absoluut bezitsgebrek.[8]

‘Materiële’ bezitsdaden zijn onder meer het aanbrengen van een belangrijke duurzame verharding of van belangrijke infrastructuren. Het plaatsen van een straatnaambordje kan niet gekwalificeerd worden als een materiële bezitsdaad voor de bedding van de weg: een dergelijk element kan wel mee bijdragen tot het vaststellen van een dertigjarig publiek gebruik, maar niet tot het verkrijgen van de wegbedding.[9]

Met het voorhanden zijn van ‘materiële’ bezitsdaden is echter nog niet gesteld dat voldaan is aan het ‘moreel’ bestanddeel of dat er sprake is van een voortdurend bezit. Het gegeven dat een gemeente louter eenmalig de verharding herstelt van een private weg waarop beperkt een publiek gebruik gedoogd wordt, is bijvoorbeeld niet voldoende: er is geen sprake van een ononderbroken bezit. Het gegeven dat een gemeente een gracht naast een wegbedding ruimt in het kader van een ruimere afspraak met de eigenaar van die bedding, confronteert de gemeente evenmin met de opstart van de termijn van dertig jaar: er is immers geen bezit ‘als eigenaar’, nu er duidelijke andersluidende afspraken met de eigenaar voorhanden zijn.[10]

Het is belangrijk om aan te merken dat niet alle daden die behoren tot het beheer van ‘openbare’ wegen gekwalificeerd kunnen worden als een daad van bezit ten opzichte van ‘private’ wegen. Zo zal een eenmalig herstel van een stuk verharding of de uitvoering van kleinschalige verbeteringswerken aan een private weg in het kader van specifieke afspraken niet beschouwd worden als daad van bezit, omdat er eenvoudigweg geen doelstelling tot inbezitname is.[11]

Besluit

Uit de parlementaire werken blijkt duidelijk dat de gemeenteraad niet zomaar zal kunnen overgaan tot het opstellen van een gemeentelijk rooilijnplan.

Circulex beschikt over een ruime ervaring in deze materie.

Contacteer ons vrijblijvend voor een eerste advies of afspraak.

[1]Art. 13 § 2 Gemeentewegendecreet.

[2]Art. 13 § 5 Gemeentewegendecreet.

[3]Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, 1847/1, 23.

[4]Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, 1847/1, 15.

[5]Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, 1847/1, 23.

[6]Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, 1847/1, 23.

[7]Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, 1847/1, 24.

[8]Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, 1847/1, 24.

[9]Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, 1847/1, 24.

[10]Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, 1847/1, 24.

[11]Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, 1847/1, 24.