Artikels Circulex

Een gebrek aan inschrijving volstaat niet voor een akte van leegstand!

Beroepsmogelijkheid bij de rechtbank van eerste aanleg

Tegen de beslissing genomen door de bevoegde overheid of bij gebrek aan een beslissing binnen de termijnen, vermeld in artikel 9, § 5, kan een beroep worden ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin de belasting gevestigd werd. Artikelen 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing. De vormen, de termijnen en de rechtspleging voor de bevoegde rechtbanken en hoven worden geregeld zoals inzake rijksinkomstenbelastingen en gelden voor alle betrokken partijen.[1]

Conform art. 632 Ger.Wb. en art. 1 van het ‘K.B. van 25 maart 1999 tot uitvoering van artikel 7 van de wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken’ is de rechtbank van eerste aanleg. Art. 632 Ger.Wb. bepaalt dat ieder geschil betreffende de toepassing van een belastingwet uitsluitend ter kennisneming staat van de rechter van de plaats waar het kantoor gelegen is waar de belasting is of moet worden geïnd.

Het GDPR-decreet

Art.2.2.6 § 3 van het decreet Grond- en Pandenbeleid luidt als volgt:

“Een woning wordt als leegstaand beschouwd wanneer zij gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met :

1° hetzij de woonfunctie;

2° hetzij elke andere door de Vlaamse Regering omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich mee brengt.”

Dit toepassingsgebied is duidelijk. Enkel indien een woning gedurende een periode van twaalf opeenvolgende maanden niet wordt aangewend in overeenstemming met de woonfunctie kan er sprake zijn van een ‘leegstaande woning’.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2009

Art.3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2009 houdende nadere regelen betreffende het leegstandsregister en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen, luidt als volgt:

“Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in een van de inventarissen, vermeld in artikel 2, eerste lid, aan de hand van een genummerde administratieve akte, waarbij een fotodossier en een beschrijvend verslag, met vermelding van de elementen die de leegstand staven, gevoegd worden.

De administratie beoordeelt de leegstand van een gebouw of een woning aan de hand van objectieve indicaties die worden vastgelegd in een reglement dat wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005. In dat reglement kan verwezen worden naar indicatiesals vermeld in de volgende niet-limitatieve lijst :

1° de onmogelijkheid om het gebouw te betreden, bijvoorbeeld door een geblokkeerde toegang;

2° het langdurig aanbieden van het gebouw of van de woning als « te huur » of « te koop »;

3° het ontbreken van aansluitingen op nutsvoorzieningen;

4° een dermate laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat een gebruik overeenkomstig de functie van het gebouw kan worden uitgesloten;

5° de vermindering van het kadastraal inkomen overeenkomstig artikel 15 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992;

6° het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister op het adres van de woning of van een aangifte als tweede verblijf.

Als uit de feitelijke indicaties niet onmiddellijk vastgesteld kan worden dat de leegstand al minimaal twaalf opeenvolgende maanden aanhoudt, voert de administratie een tweede controle uit.

De administratieve akte, vermeld in het eerste lid, bevat als besluit de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand, vermeld in artikel 2.2.7, § 4, van het decreet.”

De minister

De bevoegde Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie stelde in antwoord op vraag nr. 289 van 20 februari 2013 het volgende:

“Meer specifiek voor wat het beleidsveld wonen betreft, bepaalt voormeld artikel 2.2.6 in paragraaf 3 dat een woning als leegstaand wordt beschouwd wanneer zij gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met hetzij de woonfunctie, hetzij elke andere door de Vlaamse Regering omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich mee brengt. Het artikel verwijst niet naar de federale regelgeving inzake inschrijving in het bevolkingsregister. Dit neemt niet weg dat bij de beoordeling van de wijze waarop een woning effectief wordt aangewend, de inschrijving in het bevolkingsregister een element kan zijn. Er moet worden opgemerkt dat er ook vormen van bewoning mogelijk zijn zonder inschrijving in het bevolkingsregister. De inschrijving in het bevolkingsregister op zich doet op het niveau van de Vlaamse regelgeving geen enkel rechtsgevolg ontstaan en blijft louter een element voor de beoordeling. Er is dan ook geen aanleiding voor een afstemming van de Vlaamse regelgeving op de federale belastingregelgeving. Er is hierover geen overleg gepleegd.”

De minister bevestigt dat de inschrijving in het bevolkingsregister louter een element vormt voor de beoordeling, maar geen rechtsgevolgen doet ontstaan, en dat ook vormen van bewoning mogelijk zijn zonder inschrijving in het bevolkingsregister.

Wonen-Vlaanderen

Wonen-Vlaanderen verstrekt onder titel ‘Wanneer wordt een woning als leegstaand beschouwd?’ de volgende informatie op haar website:

“Leegstaande woning

Een woning wordt als leegstaand beschouwd wanneer zij gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met:

1.hetzij de woonfunctie;

2.hetzij elke andere door de Vlaams Regering omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich mee brengt.

Panden die in aanmerking komen voor opname in de lijst van leegstaande woningen:

alle gebouwen met vergunde functie = woonfunctie die minstens 12 maanden leegstaan;

lofts met woonfunctie opgericht in een oud fabrieksgebouw;

tweede verblijven (=louter fiscaal begrip) in woongebied (hebben normaal gezien woonfunctie) die minstens 12 maanden niet gebruikt zijn als verblijfplaats;

alle gebouwen met vergunde functie = woonfunctie, waarin uitsluitend kantoor, horecazaak, handelszaak is gevestigd (gebouwen met woonfunctie waarin complementair aan het wonen een andere functie wordt uitgeoefend is in principe geen probleem, zodra de complementaire functie meer dan 100m² in beslag neemt, is er wel een probleem).

Datum laatste aanpassing: 03-05-2013”[2]

Gemeentelijk leegstandsregelement

Waar het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2009 duidelijk spreekt over ‘indicaties’ die in het leegstandsreglement ‘kunnen’ worden opgenomen, steunen steden en gemeenten zich dikwijls uitsluitend op deze indicatie, wars van alle andere bewijselementen die door een eigenaar worden overgemaakt.

Het lijdt geen twijfel dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de decretale definitie van 2.2.6 § 3 van het decreet Grond- en Pandenbeleid. De gemeentelijke akte tot vaststelling van de leegstand, en de aanslag, gaan op die manier lijnrecht in tegen het decreet, en voeren een onwettige verstrenging in die veel verder gaat dan het decreet Grond- en Pandenbeleid.

Het kan niet de bedoeling zijn dat verzoeker niet valt onder het toepassingsgebied van artikel 2.2.6 § 3 van het decreet Grond- en Pandenbeleid, maar wél onder het gemeentelijke reglement leegstandsregister.

Met de bijstand van een gespecialiseerd raadsman kan u nagaan of het bestuur de procedurele voorschriften wel heeft gevolgd, en of de opgelegde heffing wel verschuldigd is.

Circulex is gespecialiseerd in deze materie.

Contacteer ons voor een verblijvend gesprek.

[1]Art. 10 decreet van 30 mei 20085 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen

[2] https://www.wonenvlaanderen.be/ondersteuning_voor_...